Column: herinnering aan Herman Bekking Datum May 4, 2019

Als we aan 4 mei denken, dan denken we vaak aan de tweede wereldoorlog. De holocaust, de hongerwinter en de vele offers die werden gegeven voor onze vrijheid. Veel minder vaak denken wij aan ‘de vergeten oorlog’ die zich afspeelde in ‘ons Indië’. 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Nederland zijn koloniale gezag over Nederlands-Indië tijdelijk kwijtgeraakt. Op 17 augustus 1945, twee dagen na de Japanse capitulatie, riepen de Indonesische leiders Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. Nederland besloot te proberen zijn gezag met militaire middelen te herstellen om zo een geleidelijk dekolonisatieproces onder Nederlandse leiding af te dwingen.

In deze strijd zette Nederland in de jaren 1945-1949 ruim 200.000 militairen in, onder wie 95.000 dienstplichtigen en 25.000 oorlogsvrijwilligers uit Nederland. Desondanks raakte Nederland zijn belangrijkste kolonie kwijt. Tijdens of door dit grootschalige conflict, dat op 27 december 1949 eindigde met de Nederlandse erkenning van de Indonesische onafhankelijkheid, kwamen ongeveer 6.000 militairen in dienst van het Koninkrijk om het leven. 



Net je diploma en op weg naar Indië (1945)
Herman Bekking. Eén van de laatste der Mohicanen. Hij kan het verhaal nog navertellen. Samen met andere Deventenaren, waaronder de gebroeders Beltman, vertrok Herman, net 17 jaar, richting Indië om orde en veiligheid te handhaven ,  zoals dat toen werd genoemd. Het aantal Deventenaren was dermate groot dat een complete Deventer compagnie kon worden samengesteld dat onderdeel uitmaakte van het O.V.W Bataljon Margriet. De reis ging via Harderwijk, richting het Engelse Wokingham op 17 oktober 1945. Met het ms de Nieuw Amsterdam werden de manschappen als haringen in een tonnetje verscheept via Penang naar Malakka. De aankomst in  de haven van Tandjok Priok ( Jakarta) werd enigszins vertraagd door de regeringen van Engeland en Amerika. Zij wilden niet dat Nederland zich mengde in een kwestie van Nationaal belang. Uiteindelijk zette hij op 7 april 1946 voet aan wal. Batavia, het hedendaagse Jakarta. 



De  Indië veteraan ontvangt mij in zijn appartement in verzorgingshuis Het Dijkhuis in Bathmen. Hij zit achter zijn computer en heeft zich voorbereid op het gesprek. Gedigitaliseerde foto’s staan klaar om straks bekeken te worden. Hij is bijna 90 . “Als je de negentig maar haalt” had zijn huisarts hem laatst nog toegesproken. “De pomp werkt niet meer zo goed”, zegt Herman met een glimlach om zijn mond.  Geestelijk ijzersterk maar lichamelijk fragiel. Het leven heeft aan hem geknaagd. “Een mooi leven”, zoals hijzelf zegt. Een leven waarin hij het zelf moest maken. Met alle ups en downs. Als hij verhaalt over zijn Indië tijd komen de herinneringen snel boven. Zo kreeg hij zijn opleiding op het negen hectare grote eiland ‘Onrust’, behorend tot de eilandengroep ‘Duizendeilanden’. Het eiland was een voormalig gevangeniseiland van de VOC en dankt daar zijn illustere naam aan, het Nederlandse Duivelseiland. Het eiland waar o.a. de berechting plaatsvond van de muiters van ‘de Zeven Provinciën. Het eiland van ballingen, gevangen en muiters. Maar ook gebruikt voor internering en quaratainestation. Op dat eiland kreeg Herman onderricht in het schieten met zwaar geschut. Wat moet dat zijn geweest voor een jongen van 17?

“De aanleiding om naar Indië te gaan was een vermiste oom aldaar. Ik was jong en dacht ik ga hem daar zoeken. Maar niets van dat alles. Maar Indië heeft me veel gebracht. Naast veel ellende staat het lekkere eten me ook nog bij. Dat doe ik nog steeds graag, Indisch eten. Maar helaas komt het er niet meer veel van. Ik kom niet meer weg uit mn appartement. Mijn lijf laat dat niet meer toe”. Na een korte pauze gaat hij verder: ”We hebben veel acties gedaan. Zo moesten wij weer een wegverbinding tot stand brengen tussen Batavia en Bandoeng. Veel patrouille gelopen. Eigenlijk was het gekkenwerk.  We hadden nauwelijks wapens. Nauwelijks goed opgeleid. Onvoldoende communicatiemiddelen. We wisten niet eens wie de vijand was. Die waren niet in uniform. Dat waren vaak boeren die op het rijstveld aan het werk waren. Op de heenweg groetten ze je vriendelijk. Op de terugweg schoten ze zomaar iemand in de rug. Vijf mensen zijn wij zo in korte tijd verloren. Dat doet wel wat met je maar angst heb ik niet gekend. Wel werd je een stuk voorzichtiger naarmate je meer te weten kwam over de strijdwijze van ‘de vijand’ ”.

Ik vroeg hem wat hij vind van de verhalen over missstanden die Nederlandse militairen begingen in de Gordel van Smaragd. “De meeste van onze jongens hebben zich daar niet schuldig aan gemaakt. En onze groep al helemaal niet, daar durf ik mijn hand voor in het vuur te steken. Maar we kennen ook de verhalen van Raymond Westerling. Dat is niet goed te praten. Wat hij deed was misschien wel ingegeven door angst. Maar het heeft het beeld van de Nederlandse militair overzee geen goed gedaan”.

4 mei. Herinneren of herdenken? Hij denkt even na en antwoord: “Beiden. Als je de oorlog niet hebt meegemaakt ga je herdenken. Ik heb genoeg om te herinneren. En tijdens 4 mei sta ik er extra bij stil. In 1948 ben ik teruggekomen en moest op zoek naar werk. Uiteindelijk kwam ik via een drukkerij terecht bij het st. Elizabethgasthuis waar ik de administratie deed. Later werd ik verantwoordelijk voor de inkoop. Ik heb daar 40 jaar gewerkt. Mijn eerste vrouw overleed toe ze 47 jaar was. Mijn tweede vrouw is 92 jaar geworden. Je kunt er helemaal niets van zeggen wat het leven je gaat brengen. De oorlog heeft mij gemaakt tot de man die ik nu ben”. We bladeren wat door de foto’s van lang geleden. “Kijk dat is Jopie Hofman. Ook een Deventenaar. En hier dat Indische meisje, hoe heet ze toch ook alweer…Elly meen ik”. Het verleden lijkt tot leven te komen. Namen van kameraden of situaties komen als vanzelf uit zijn mond. Op het scherm verschijnt een stoere jonge man in militair tenue. “Dat ben ik, zeventien jaar. Wat een broekies waren wij he?”.

Welke boodschap heeft Herman Bekking voor de jongeren van nu? Hij zwijgt en denkt na. Ik kijk hem aan en zie dat zijn ogen vochtig worden. Dan zegt hij zacht: “Dat ze in vrede mogen leven. Ja dat wil ik, dat ze in vrede leven. Ik weet ook dat dat niet zal gaan. Als ik kijk naar alle rottigheid in de wereld krijg ik daar geen hoogte van. Oorlog en haat is iets vreselijks. En toch hoop ik dat ze in vrede mogen leven”. 
Op 6 juni 1948 kwamen 200 Deventenaren aan in de haven van Rotterdam. Jongens die een deel van hun leven hebben gegeven voor de goede zaak. Bij die 200 militairen zat ook de toen inmiddels  20 jarige Herman. En een heel leven aan ervaringen achter zich. Herman Bekking uit de Enkstraat. 

Opgedragen  aan Herman Bekking overleden op 5 december 2017

Rob de Jong
Deventer